blog vertaalvaardighei 111884754438

Verhaalvaardigheid: de kunst om ruimte te maken voor meerdere verhalen tegelijk

Cette page n'est pas disponible en français - Vue en Néerlandais:


Het is onontkoombaar: overal (in elk land, organisatie, wijk, team, familie…) hebben bepaalde verhalen de neiging om dominant te worden. Echter, situaties en mensen zijn maar zelden een ding, en er is eigenlijk nooit een waarheid. Met name complexe vraagstukken hebben het nodig dat binnen een groep of gemeenschap ruimte is voor meerdere verhalen tegelijk. Door als verteller en luisteraar samen verschillende verhalen te delen, ontstaat ruimte voor onderzoek en voor het benutten van meerdere stemmen en wijsheden. Dat noemen we ‘verhaalvaardigheid’. En het is moeilijker dan het lijkt.

 

Verhaalvaardigheid

Om dit verder te onderzoeken, en er meer over te leren, interviewde ik verhalenmaker Junior Mthombeni. Hij maakte een aangrijpend theaterstuk over Winnie Mandela. Zijn intentie was om ruimte te maken voor beelden van deze vrouw en haar rol in de strijd tegen apartheid. ‘Dear Winnie’ vertelt daarom het verhaal van negen zwarte vrouwen over de invloed van Winnie Mandela op hun leven. Het stuk, dat in 2020 werd opgevoerd in Nederland en België, zet zo een gelaagd beeld neer van deze activiste, bestuurder, echtgenote en moeder, waarin plek is voor lichte en de donkere kanten, voor haar moed en haar angsten.

 

De manier waarop Junior met zijn toneelstuk aan de slag is gegaan laat zien hoe verhaalvaardigheid kan werken. Hij komt hieronder eerst zelf aan het woord. Daarna reflecteer ik op zijn aanpak aan de hand van vier principes die de kern vormen van het omgaan met meerdere verhalen tegelijk: medemenselijkheid, veelvoudigheid, tijdgebondenheid en co-constructie.

 

 

Verhalenmaker Junior Mthombeni over ‘Dear Winnie’

‘Mensen hebben de neiging andere mensen vaste kenmerken te geven. De ‘zwarte vrouw’ – dat klinkt emotieloos als we haar zo noemen (de ‘witte vrouw’ trouwens ook) - die blijft thuis, zorgt voor de kinderen. Als je als vrouw breekt met dat beeld, krijg je gedoe. Winnie Mandela is daar een voorbeeld van. Ze stond haar ‘vrouwtje’ en was in sommige opzichten het tegenovergestelde van de stereotype vrouw. En dat namen mensen haar kwalijk – binnen en buiten Zuid-Afrika. Met als gevolg dat er een heel plat en negatief beeld van haar ontstond. Er zijn bij het ANC mannen die veel ergere dingen gedaan hebben dan Winnie en toch staat zij bekend als de terrorist, de duivel.

 

Daar wilde ik in ons stuk wat mee doen. Aan het eind van de dag gaat het voor mij over menselijkheid. Dat je naar Winnie Mandela of Malcom X kijkt en de mens ziet. Dat we de ander niet ontmenselijken vanuit vooroordelen of omdat dit past bij de heersende gedachte, omdat het makkelijker is om te doen, of omdat het me in staat stelt op afstand te blijven en mezelf er buiten te houden. Menselijkheid betekent voor mij overigens niet hetzelfde als vergoelijken. Het is niet zo dat Winnie of anderen niet aangesproken kunnen worden op hetgeen zij gedaan hebben. Het gaat me er vooral om dat er meer lagen zijn in iemands verhaal.

 

Nelson Mandela werd als een god neergezet, en Winnie als de duivel. Interessant, want toen Nelson jarenlang vast zat op Robbeneiland, was het Winnie die iedereen heeft aangemoedigd om zijn naam te doen laten leven. Te zorgen dat hij niet vergeten zou worden. Zij organiseerde allerlei manifestaties en zette de strijd tegen apartheid voort. Waarom is zij die duivel geworden? Er werden steeds zaken gezocht en benoemd die haar in een kwaad daglicht zetten. Zo zou ze Nelson bedrogen hebben - vind je het gek als je zo lang van je man gescheiden leeft? Ze werd continu opgepakt, gecontroleerd, de geheime dienst zat achter haar aan. Zij leed veel ontberingen, maar bleef staan voor haar volk en mensen. Want wat denk je een jaar eenzame opsluiting met je doet? Mensen mogen zich vaker afvragen: ‘wat is hier aan het gebeuren?’, Winnie als persoon zien in plaats van als ‘die terrorist’. In het toneelstuk hebben we daarom verschillende acteurs hun eigen verhaal laten vertellen over haar. Zo ontstonden verschillende beelden naast elkaar.

 

Het verhaal van Winnie raakt aan mijn eigen verleden. Mijn vader zat bij het PAC, het Panafrican Congress of Azania, maar dat was te extreem voor hem. Hij kon zich beter vinden in het ANC. Op een gegeven moment is hij zelfs gaan trainen in van die kampen, want hij wilde Zuid-Afrika bevrijden van de apartheid. Daar zag hij echter misstanden – en hij schreef daarover brieven naar Winnie Mandela. Die zijn onderschept en gepubliceerd, wat voor de machthebbers prettig was – de brieven ondermijnden namelijk de tegenbeweging tegen hun bewind. Mijn vader werd uiteindelijk verbannen en koos ervoor het illegale ANC te bekritiseren vanuit Europa. Hij voerde dus eigenlijk een protest tegen de misstanden binnen de protestbeweging. Dat deed hij om dingen beter te maken. Het leerde mij dat het durven benoemen waardevol is. Dat is voor mij dan ook belangrijk. Ik geloof dat het een belangrijke functie is om de macht te controleren – die van de protestbeweging net zo goed als van het bewind. De vrijheid stond voor mijn vader voorop, dat was zijn nummer één.

 

We willen als theatermakers dat een verhaal persoonlijk wordt en daarom wilden we dat de toneelspelers zelf betekenis zouden geven aan de geschiedenis van Winnie Mandela. We vroegen ze om diep te graven, vertelden over Winnie en vroegen hen om op zoek te gaan wat haar verhaal voor hen betekende. We werken dus heel intuïtief. We zijn eerst gaan wandelen door townships. Ik vertelde mijn verhalen over vroeger, we bezochten familie. En dat inspireerde ons om te gaan schetsen, te ontwerpen. We kwamen ergens door er veel over te praten. Dan spelen de spelers niet, maar vertellen ze hun verhaal, waarvan ze vinden dat ze het moeten vertellen. Dat draagt bij aan de ervaring, er ontstaat dan een bepaalde trilling. Je hoeft Winnie niet te kennen om ons stuk te zien. In zekere zin was ze zelfs een kapstok en kijk je vooral naar de mensen op het podium en hun relatie met Winnie: “She didn’t die, she multiplied”.

 

De spelers die we selecteerden zijn vanuit dat idee gekozen: elke speler representeert een stuk van Winnie. Het proces van dit samen maken was prachtig. Spelers voelden zich veilig – heel belangrijk: in een veilige setting geven mensen meer, komen we meer te weten over onszelf. Ik kwam er in het hele proces achter dat het verhaal ook over mij ging: Ik ben veel vrouwen verloren in de familie - aan mijn vaders kant. Het verhaal over een sterke vrouw, dat raakte ook iets in mijn eigen leven. Het was mooi om te zien dat we echt een familie op de set werden, met al die vrouwen. We hebben samen echt iets bijzonders gecreëerd.

 

Veel mensen die ons theaterstuk bezochten waren positief, zo van: ‘wauw, wat een prachtig verhaal’. Dat was hartverwarmend. Zowel in Nederland als België. We hebben ook enkele mooie reviews uit het buitenland gehad. In Nederland waren de negatieve reacties wel heftiger. Sommige mensen waren erg kritisch, ze konden het niet verkroppen dat we Winnie anders in de geschiedenis plaatsten dan zij haar zagen. We kregen van hen inhoudelijke analyses die zouden aantonen dat ons beeld niet klopte. Mijn gevoel is dat mensen de ‘tik’ aan Nelson niet konden hebben. De held (Nelson) werd geïdealiseerd en de duivel (Winnie) mocht niet anders gezien worden. Sommige mensen belden zelfs naar de culturele centra om te proberen het stuk te boycotten. Bijzonder als mensen zo hechten aan hun eigen versie van de geschiedenis.’

 

 

Vier principes van verhaalvaardigheid

Junior’s verhaal over het theaterstuk laat een viertal principes van ‘verhaalvaardigheid’ in actie zien. Hoe maak je samen – als verteller en luisteraar - ruimte voor meerdere verhalen, meerdere versies van de werkelijkheid?

 

Medemenselijkheid – werken vanuit de uniciteit van ieder mens

In het verhaal van Junior lees je dat het hem raakt dat het beeld van Winnie Mandela een bepaalde vaste vorm heeft aangenomen die volgens hem geen recht doet aan haar als persoon. Te negatief, te eendimensionaal, en bovendien lijkt ‘de mens’ Winnie – er wel uit verdwenen. Zijn theaterstuk richt zich daarom juist op wat Winnie voor negen zwarte vrouwen betekent, dat geeft ruimte voor meer lagen en interpretaties en haalt de persoon naar voren. Niet alleen Winnie is immers uniek, de betekenis die de vrouwen er zelf aan geven is dat ook. Dit daagt de bezoekers van het theaterstuk uit om zich te verhouden tot die negen vrouwen die vertellen over Winnie Mandela, maar ook over hoe het voor hen is om als zwarte vrouw in een Westerse samenleving te leven. Je krijgt daarbij geen universeel antwoord, maar ziet negen – of eigenlijk tien – individuen met elk hun eigen zoektocht. Dat principe van uniciteit passen we veel toe in onze eigen werkpraktijk als organisatie-adviseur. Zeker waar de neiging tot ‘goed/fout’ denken of anderszins ‘verplatten’ van verhalen op de loer ligt. Tijdens een dialoog die we begeleidden over corona vertelde een (zelfbenoemde) ex-complotdenker over zijn tijd in die complotkringen. Hij vertelde wat de aantrekkingskracht was in die tijd, wat er in hem omging, hoe begripvol men daar was en hoe goed men naar hem luisterde. En dat hij, ondanks dat hij zich niet meer als een complotdenker beschouwt, nog wel steeds warme gevoelens heeft voor de mensen die hem in die tijd opvingen. De andere dialoogdeelnemers luisterden vol aandacht. ‘De’ complotdenker verdween en een mens verscheen.

 

Veelvoudigheid – onderzoekend blijven in een verhalenweb

Het theaterstuk van Junior laat zien hoe wij als mensen ons bevinden in een eindeloos web van verhalen over elkaar en over gebeurtenissen - in dit geval over Winnie Mandela, ‘de zwarte vrouw’ en de apartheidsstrijd van het ANC. Afhankelijk van wie je spreekt of naar wie je luistert, kom je iets te weten. We reizen langs verschillende plekken in het verhalenweb en blijven regelmatig ergens plakken. Dan ‘stolt’ ons verhaal. Het veranderen van die verhalen en de betekenis die we eraan geven kan alleen maar gesprek voor gesprek gebeuren – met mensen binnen je eigen ‘bubbel’ en daarbuiten.

 

Boje (1995) schreef een artikel over het Californische theaterstuk Tamara-land om te illustreren hoe dit werkt. Het podium van het theater was opgebouwd uit een flink aantal kamers waarin simultaan een theaterstuk plaats vond. Het publiek zat niet passief op een stoel, maar werd gevraagd om in groepjes door het decor te reizen en acteurs te volgen die verschillende kamers bezochten. Afhankelijk van de route die je liep maakte je als bezoeker momenten wel of niet mee en zo kwam ieder dus tot een eigen betekenis en samenvatting van het theaterstuk. Het mogelijke aantal verhalen dat je kunt maken (en missen) van Tamara-land loopt ver in de duizenden. Deze theateropzet laat goed zien hoe we als mensen per definitie in een web van verhalen rondlopen waarbij we nooit alle verhalen kunnen overzien. Dat gegeven nodigt uit om onderzoekend te blijven naar ieders verhaal en ook bescheiden te zijn en niet te snel te denken dat je ‘weet hoe het zit’. Op een bepaald moment in de tijd heb je een beeld, bij een volgend verhaal van een andere ‘speler’ kan dat ineens weer schuiven. De reacties van de bezoekers op de voorstelling van Junior laten zien dat sommige mensen dat makkelijker vinden dan andere.

 

Tijdgebondenheid – aandacht voor ieders eigen tijdsbeleving

In ‘Dear Winnie’ komt scherp naar voren dat het voor mensen uitmaakt wie een geschiedenis vertelt en hoe deze verteld wordt. In dit geval was de vloer (letterlijk) voor negen zwarte vrouwen die een persoonlijk verhaal deelden. Dat is een andere setting dan wanneer – bijvoorbeeld – een Zuid Afrikaanse journalist een stuk schrijft, of een Nederlandse historicus een analyse maakt… En het had dus een andere impact op de luisteraars. Wat er echter altijd gebeurt (hoe of wie een geschiedenis ook verteld wordt) is dat mensen linkjes maken naar hun eigen gewenste toekomst, hun eigen beeld van het verleden en hun persoonlijke heden. Volgens filosoof Ricoeur (1980) is geschiedenis niet statisch, maar wordt deze constant ge(re)produceerd – in de vorm van verhalen en betekenis die we daaraan geven.

 

Verleden, heden en toekomst bestaan dus niet op zichzelf, maar zijn constant in beweging door de verschillende mensen die hier in iemands verhalenweb betekenis aan geven. Wil je bijdragen aan positieve beweging in die verhalen, dan begint dat bij een bewustzijn van ieders tijdgebondenheid en het luisteren naar de eigen manier waarop mensen betekenis geven aan verleden, heden en toekomst. Helemaal als het gaat om stemmen die weinig gehoord zijn of mensen exclusie ervaren. Zo hebben we recent in cultuurtraject voor een universiteit met een grote groep mensen stilgestaan bij de geschiedenis van een bepaalde afdeling.

 

Doordat iedere medewerker zijn eigen markante momenten op de ‘historielijn’ plaatste, ontdekten de mensen in die afdeling onder meer dat over sommige invloedrijke momenten bijna niet gepraat werd. Er had in een van de teams een incident plaats gevonden tussen een leidinggevende en medewerker wat tot veel speculaties had geleid. Ook had de vorige hoogleraar veel mensen tegen zich in het harnas gejaagd en dat droeg nog steeds bij aan een ambivalente houding ten opzichte van management en daarmee dus ook de nieuwe hoogleraar. Door deze verhalen en belevingen openlijk te delen nam het vertrouwen ter plekke een klein beetje toe.

 

Co-constructie – reflectief met andermans verhaal aan de slag

Op een aantal manieren laat ‘Dear Winnie’ zien hoe belangrijk het is om bewust te zijn van je eigen verhalen als je aan de slag gaat met verhalen van anderen. Junior legt uit dat het theaterstuk op een aantal manieren gekoppeld is aan zijn eigen geschiedenis – hij reflecteert daar actief op en nodigt de toneelspelers ook uit zelf na te denken over hun relatie met Winnie Mandela. Door te reflecteren kom je erachter waarom je als verhalenmaker juist aangetrokken wordt tot bepaalde verhalen en of je voldoende zorgvuldig om kunt gaan met de verhalen van anderen. Organisatiekundige Ann Cunliffe (2004, 2016) onderstreept de noodzaak van dergelijk reflectievermogen. Het is voor haar op drie niveaus van belang:

  • Existentieel: wie ben ik en wat voor persoon wil ik zijn?
  • Relationeel: Hoe maak ik relaties met anderen en de verhalen rondom mij?
  • Praxis: Hoe handel ik ethisch en zelfbewust en hoe laat ik me daarop kritisch bevragen?

 

Mede daarom oppert ze dat je, als je met verhalen van anderen aan de slag wilt gaan, je jezelf eigenlijk eerst zou moeten interviewen op je dominante verhalen, identiteit en aannames. Reflectie is van belang omdat je anders in het werken met andermans verhalen gaat bijsturen vanuit je eigen fascinaties, thema’s en blinde vlekken. De verhalen van de ander worden dan, zonder dat je het door hebt, meer een nieuwe uitgave van je eigen verhaal.

 

Tot slot...

Kort samengevat staat bij verhaalvaardigheid de mens en medemenselijkheid centraal en gaan we er van uit dat we als mensen in een web van verhalen rondlopen waarbij we nooit alle verhalen kunnen overzien. Daarom is het van belang onderzoekend te blijven. Bijvoorbeeld als het gaat om de tijdgebondenheid van mensen en de beweeglijkheid van verleden, heden en toekomst. Het zou wel eens anders gelopen kunnen zijn dan je dacht… en het kan ook anders gaan aflopen in de toekomst… Hoe houden we die openheid? Verhaalvaardigheid gaat niet alleen over het vermogen van de vertellers en de luisteraars – ook van degene die met andermans verhalen aan de slag gaat. Of dat nou een theatermaker, manager, coach, facilitator of adviseur is….  reflectie op je eigen verhalen als je met andermans verhalen aan de slag gaat is een essentiële stap.

 

Met dank aan Junior Mthombeni voor het interview. Meer over Junior lees je hier.

 

 

Deze blog is onderdeel van een serie in het kader van een nieuw boekproject over de rol van ‘verhalen(d) werken’ bij persoonlijke, organisatorische en maatschappelijke ontwikkeling, van Saskia Tjepkema, Joeri Kabalt, Luc Verheijen, Martijn van Ooijen, Koen Weber en Lieve Scheepers.

 

 

Bronnen:

  • Boje, D. M. (1995). Stories of the storytelling organization: A postmodern analysis of Disney as “Tamara-Land”. Academy of Management journal, 38(4), 997-1035.
  • Ricoeur, P. (1980). Narrative time. Critical inquiry, 7(1), 169-190.
  • Cunliffe, A. L., Luhman, J. T., & Boje, D. M. (2004). Narrative temporality: Implications for organizational research. Organization Studies, 25(2), 261–286.
  • Cunliffe, A. L. (2016). “On becoming a critically reflexive practitioner” redux: What does it mean to be reflexive?. Journal of Management Education, 40(6), 740-746.