blog klimaat 111957944583

Verhalen en de klimaatcrisis

This page is not available in English - View in Dutch:


‘To name something truly is to lay bare what may be brutal or corrupt – or important or possible – and key to the work of changing the world is changing the story, the names, and inventing or popularizing new names and terms and phrases.’ – Rebecca Solnit

 

Tijdens een kop koffie met een collega in een café raakten we aan de praat over de speech van Greta Thunberg op de klimaattop in New York. We kwamen ineens in een felle discussie terecht - iets wat bij ons zelden voorkomt. Was haar verhaal nou wel of niet helpend? Polariseert het of verbindt het? En wat hebben we nu eigenlijk vooral nodig? De emoties liepen hoog op. En dat terwijl we het eigenlijk allebei met elkaar eens waren: we moeten met z’n allen in actie komen. Hoe kan ik hier betekenis aangeven vanuit een verhalende blik?

 

Een tussenperiode

Filosoof Thomas Berry zegt dat we ons tussen een ‘oud’ en een ‘nieuw’ verhaal bevinden, en dat dit de voornaamste reden is dat we niet goed om kunnen gaan met de klimaatcrisis. Daarop voortbouwend noemt narrative practitioner Geoff Mead onze tijd ook wel een periode van ‘narrative wreckage’: een verwarrende tijd waarin deze oude grote verhalen over de wereld en onze plek in de wereld hun betekenis verliezen, maar we nog op zoek zijn naar een nieuw verhaal. En waarin sommige oude verhalen nog een laatste opleving hebben, terwijl er tegelijkertijd al nieuwe verhalen ontstaan. Een potentiele tijd van polarisatie. Door die lens bekeken kan ik de felheid en polarisatie rond het klimaatdebat beter snappen, als een clash van verschillende verhalen en wereldbeelden die zich nu voordoet in alle hevigheid.

 

Een crisis van de verbeelding

Ik vraag me soms af of we inderdaad op zoek moeten naar een nieuw groot verhaal, of dat dit juist het tijdperk wordt van de vele kleine verhalen. Los daarvan: wie kunnen zo’n nieuw verhaal dan bedenken? Waar zou het vandaan kunnen komen? De Indiase romanschrijver Amitav Ghosh schrijft dat we collectief leiden aan een ‘crisis of the imagination’: we kunnen ons een toekomst zonder fossiele brandstoffen of zonder kapitalisme simpelweg niet voorstellen. Hij vestigt zijn hoop op kunstenaars en schrijvers om een mogelijke nieuwe toekomst voorstelbaar te maken: met behulp van verhalen. Essayist en feministisch denker Rebecca Solnit praat over een ‘linguistic crisis’: naast verbeelding hebben we volgens haar nodig dat we de dingen benoemen en een naam geven, accuraat en precies. Is dat misschien wat Greta Thunberg probeerde te doen?

 

We zijn de wereld

Hoewel we ‘het’ nieuwe verhaal misschien nog niet hebben gevonden, zie ik al wel wat mogelijke contouren ontstaan. Veel filosofen en ecologische denkers zeggen eigenlijk hetzelfde: doordat we onszelf het verhaal vertellen dat we als mensen geen onderdeel uitmaken van de wereld om ons heen, maar er naast of boven staan, praten we voor onszelf goed dat we de wereld gebruiken en manipuleren voor onze eigen doeleinden. Zonder na te denken over de gevolgen, voor de wereld en voor onszelf.

 

Neem Joanna Macy, die een pleidooi houdt om de wereld niet als slagveld of tegenstander te zien, maar als een ‘geliefde’ of nog beter nog: als onszelf. Wij zijn de wereld. Of Rachel Carson, die het als volgt verwoordt: ‘man, far from being the overlord of all creation, is himself part of nature, subject to the same cosmic forces that control all other life’ (…) ‘as man is a part of nature, his war against nature is inevitably a war against himself’. Ik denk dat deze verschuiving in denken een van de belangrijkste ingrediënten is voor het nieuwe verhaal dat nodig is.

 

Woorden en verhalen die helpen verwonderen 

Maar wat betekent dat praktisch? Waar kun je beginnen om dat nieuwe verhaal vorm te geven – hoe klein ook? Ik geloof dat de woorden die we gebruiken in ons dagelijks leven, of we nou in gesprek zijn met iemand anders, een verhaal schrijven of in ons eigen hoofd dingen een naam geven, hierin ontzettend belangrijk zijn.

 

Ook natuurschrijver Robert Macfarlane ziet taal als middel om ons (opnieuw) te kunnen verwonderen. Hij pleit ervoor de namen te leren kennen van de plekken, planten en vogels om ons heen. En op een manier over de natuur om ons heen te spreken die bescheidenheid opwekt, en die de dingen om ons heen als levende en actieve entiteiten of wezens ziet. Door woorden te gebruiken die niet alleen proberen te verklaren, maar ook de verwondering aanwakkeren en in stand houden. Hij verzamelde zelf honderden woorden voor de natuur die in de vergetelheid zijn geraakt zoals ‘smeuse’, Engels dialect voor: ‘the gap in the base of a hedge made by the regular passage of a small animal’. Of ‘Ammil’ een term uit Devon voor: ‘the thin film of ice that lacquers all leaves, twigs and grass blades when a freeze follows a partial thaw, and that in sunlight can cause a whole landscape to glitter’. Nu ik deze woorden ken, vallen deze gaten in de heg en het glitteren van het landschap me inderdaad meer op.

 

Een ander mooi voorbeeld van taal die helpt om te verwonderen en dus te verbinden met de natuur vond ik in de roman ‘The Overstory’ van Richard Powers. Een boek waarin bomen de hoofdrol spelen, en dat mij echt anders naar de natuur om me heen deed kijken. Ik heb daarna bijvoorbeeld een boek over bomensoorten gekocht en schrijf steeds meer verhalen over momenten en ontmoetingen van verwondering in/met de natuur.

 

Zo probeer ik elke dag te oefenen met dit nieuwe verhaal, door me via de weg van verwondering te blijven realiseren dat ik onderdeel ben van een rijke, diverse en levende wereld. En dat beïnvloedt automatisch mijn houding en handelen in en ten opzichte van de wereld.

 

 

Wil je de kracht van verhalen zelf ervaren? En ben je nieuwsgierig naar hoe de verhalen nog meer in kunnen zetten voor organisatieontwikkeling en vernieuwing? De FCE Leergang Verhalen(d) Veranderen start in november.